Konjugation zu brandmarken
- Wortart: ⓘ
- schwaches Verb
- Häufigkeit: ⓘ
-
▒▒░░░
Grammatik
ⓘschwaches Verb; Perfektbildung mit „hat“
Indikativ
- Präsens
- brandmarke
- brandmarkst
- brandmarkt
- brandmarken
- brandmarkt
- brandmarken
- Präteritum
- brandmarkte
- brandmarktest
- brandmarkte
- brandmarkten
- brandmarktet
- brandmarkten
- Perfekt
- habe gebrandmarkt
- hast gebrandmarkt
- hat gebrandmarkt
- haben gebrandmarkt
- habt gebrandmarkt
- haben gebrandmarkt
- Plusquamperfekt
- hatte gebrandmarkt
- hattest gebrandmarkt
- hatte gebrandmarkt
- hatten gebrandmarkt
- hattet gebrandmarkt
- hatten gebrandmarkt
- Futur I
- werde brandmarken
- wirst brandmarken
- wird brandmarken
- werden brandmarken
- werdet brandmarken
- werden brandmarken
- Futur II
- werde gebrandmarkt haben
- wirst gebrandmarkt haben
- wird gebrandmarkt haben
- werden gebrandmarkt haben
- werdet gebrandmarkt haben
- werden gebrandmarkt haben
Konjunktiv I
- Präsens
- brandmarke
- brandmarkest
- brandmarke
- brandmarken
- brandmarket
- brandmarken
- Perfekt
- habe gebrandmarkt
- habest gebrandmarkt
- habe gebrandmarkt
- haben gebrandmarkt
- habet gebrandmarkt
- haben gebrandmarkt
- Futur I
- werde brandmarken
- werdest brandmarken
- werde brandmarken
- werden brandmarken
- werdet brandmarken
- werden brandmarken
- Futur II
- werde gebrandmarkt haben
- werdest gebrandmarkt haben
- werde gebrandmarkt haben
- werden gebrandmarkt haben
- werdet gebrandmarkt haben
- werden gebrandmarkt haben
Konjunktiv II
- Präteritum
- brandmarkte
- brandmarktest
- brandmarkte
- brandmarkten
- brandmarktet
- brandmarkten
- Plusquamperfekt
- hätte gebrandmarkt
- hättest gebrandmarkt
- hätte gebrandmarkt
- hätten gebrandmarkt
- hättet gebrandmarkt
- hätten gebrandmarkt
- Futur I
- würde brandmarken
- würdest brandmarken
- würde brandmarken
- würden brandmarken
- würdet brandmarken
- würden brandmarken
- Futur II
- würde gebrandmarkt haben
- würdest gebrandmarkt haben
- würde gebrandmarkt haben
- würden gebrandmarkt haben
- würdet gebrandmarkt haben
- würden gebrandmarkt haben
Imperativ
- brandmark, brandmarke!
- brandmarkt!
Infinite Formen
- Infinitiv mit zu
- zu brandmarken
- Partizip I
- brandmarkend
- Partizip II
- gebrandmarkt
