Deklination zu zwatzelig
- Wortart: ⓘ
- Adjektiv
- Gebrauch: ⓘ
- landschaftlich
Grammatik
ⓘSteigerungsformen
- Positiv
- zwatzelig
- Komparativ
- zwatzeliger
- Superlativ
- am zwatzeligsten
Starke Beugung (ohne Artikel)
- Maskulinum
- zwatzeliger
- zwatzeligen
- zwatzeligem
- zwatzeligen
- Femininum
- zwatzelige
- zwatzelige
- zwatzeliger
- zwatzeliger
- Neutrum
- zwatzeliges
- zwatzeliges
- zwatzeligem
- zwatzeligen
- Plural
- zwatzelige
- zwatzelige
- zwatzeligen
- zwatzeliger
Schwache Beugung (mit Artikel)
- Maskulinum
- der zwatzelige
- den zwatzeligen
- dem zwatzeligen
- des zwatzeligen
- Femininum
- die zwatzelige
- die zwatzelige
- der zwatzeligen
- der zwatzeligen
- Neutrum
- das zwatzelige
- das zwatzelige
- dem zwatzeligen
- des zwatzeligen
- Plural
- die zwatzeligen
- die zwatzeligen
- den zwatzeligen
- der zwatzeligen
Gemischte Beugung (mit ein, kein, Possessivpronomen u. a.)
- Maskulinum
- kein zwatzeliger
- keinen zwatzeligen
- keinem zwatzeligen
- keines zwatzeligen
- Femininum
- keine zwatzelige
- keine zwatzelige
- keiner zwatzeligen
- keiner zwatzeligen
- Neutrum
- kein zwatzeliges
- kein zwatzeliges
- keinem zwatzeligen
- keines zwatzeligen
- Plural
- keine zwatzeligen
- keine zwatzeligen
- keinen zwatzeligen
- keiner zwatzeligen
